'La guerre a commencé,' zei de boer, 'de krijg, aangevangen. Hider is Pologne binnengevallen. Oorlogsverklaring van Angleterre, la France. Mobilisation overal. Belgique aussi. Hollande aussi.'
Verbijsterd keken Lies en ik elkaar aan. We hadden het al zolang zien aankomen, zoals iedereen trouwens, en er toch niet aan willen geloven. Maar dat was ook niet waar. Daarom wilden we immers nu al een kind?
'Pauvres enfants,' zei de boerin toen wij vertrokken.
Het was alsof iedereen vanuit zijn eigen gedachten had gesproken, in zich zelf gekeerd, en zich tegelijkertijd gemeenschappelijk bewust van verschrikkelijke dingen die te gebeuren stonden.
Het stationnetje was niet meer dan een open perron, twee kale banken, afgebakend door spoorbomen die rinkelend omlaagklapten bij elke binnentuffende trein, bestormd door Belgische soldaten op weg naar hun mobilisatiebestemming. Wij wachtten een uur, twee uur tussen de groepjes dienstplichtigen in de hoop dat wij mee konden rijden tot Brussel. Zij waren niet luidruchtig zoals aan het begin van de eerste wereldoorlog, niet dronken, werden niet toegejuicht door vrouwen en meisjes. Er werd zachtjes gepraat, als tijdens een begrafenis. Vrouwen veegden hun ogen af, wuifden met hun zakdoek de vertrekkende treinen na. Er was geen schijn van kans dat wij een plaatsje zouden veroveren. Steeds vulden nieuwe soldaten het perron.
'Zullen we liften?' drong Lies je aan.
'Alle auto's zijn gerekwireerd voor de mobilisatie.'
'Zo kunnen we ook niet blijven staan, het is al de tweede dag.'
'Krankzinnig, je best te moeten doen om zo gauw mogelijk te worden gemobiliseerd. Als ik er maar geen ge-
89