Ik kon het niet eens zien. Geloof jij dan in rassen?'
'Ik niet, nee.'
'Er zijn toch alleen goeie en slechte mensen, wat je ook bent? Neem jouw moeder bij de kop. Ik heb nog nooit eerder in mijn leven een zo goed mensje ontmoet.'
Verbaasd keek ik Liesje aan. Meende ze wat ze zei? Daar had ik nooit eerder aan gedacht. Ze moest weten dat ze Mark voortrok. Dan moest ik haar ook vertellen dat moeder niet altijd de enige vrouw in ons gezin was geweest, dat ons zusje was gestorven, dat ze daar helemaal door van streek was geraakt al spraken we er nooit meer over, dat ze nergens meer om gaf, niet om haar kleren, niet om haar uiterlijk, dat het voor ons net zo goed verschrikkelijk was, dat we misschien daarom ook tegen haar schreeuwden. Liesje zou moeten weten dat vader als gewone jongen was begonnen, rijk was geworden maar niet voor de handel deugde en ten slotte failliet ging. Misschien was hij daarom bezeten van zijn schoenmakers machines, om er weer bovenop te komen. Nu waren we toch verarmd thuis. Van de warmte van vroeger was niets overgebleven. Ik huiverde.
'Wat ril je?' vroeg Liesje bezorgd.
'Ach niets,' antwoordde ik.
'Waarom wil je het niet zeggen?'
'Weet ik niet.'
'Was het omdat ik over je moeder sprak?'
'Nee.'
'Ik wil haar best wel eens komen helpen.'
Haar woorden gaven me een schok. Stel je voor dat ze werkelijk zou zien hoe het bij ons thuis was. De vodden op mijn bed die als deken dienst deden. De...
'Heb je gezien dat de bodem van de kolenbak stuk is?'
'Wat gaat jou dat aan?' vroeg ik scherp.
'Ik wil me er ook niet mee bemoeien,' antwoordde
7i