gewild; tante Julia had erop gestaan dat we nog bleven meeëten.
Aandachtig luisterde ik naar het accent van mensen aan een tafeltje naast ons, waarin ik de tongval van moeder herkende. Ze hadden het over de Ruterstrét, de Rui-terstraat, waar mijn grootouders hadden gewoond, waar moeder was geboren, en waar nog steeds tante Rebecca leefde. We zouden haar best kunnen opzoeken.
'Tante Rebecca moet hier vlakbij wonen,' zei ik, Mark voorzichtig polsend.
'Wat zou dat?' vroeg hij onverschillig. 'We kennen dat mens niet eens.'
'Moeder is in dat huis geboren,' zei ik om hem te overtuigen.
'En nu woont ze in Amsterdam, al twintig jaar. Wat kan mij nu een huis schelen. Ze zijn allemaal van steen, in een villa zal ze niet hebben gewoond.'
Mark hing achterover in zijn stoel, zijn ogen gesloten, een glimlach over zijn gezicht, een spottende trek om zijn mond. Hij voelde zich machtig tegenover mij, kende mijn nieuwsgierigheid, en speelde die met plezier uit.
'Wat ben je plotseling familieziek,' zei hij sarcastisch. 'In Arnhem wil je het huis zien waar moeder heeft gewoond, maar in Amsterdam, waar zij werkelijk woont, ben je nooit thuis.'
'Dat heeft er niets mee te maken, dat weet je ook wel. Je zegt het alleen maar om mij te pesten. Omdat je te lui bent, vijf minuten te lopen.'
Met een ruk ging Mark rechtop zitten: 'Sodemieter op. Die rotpraatjes. We hebben ons de blubber gefietst, en dat half uurtje om uit te rusten gun je me niet eens. Ga jij dan als je met alle geweld naar je lieve tante wil.'
'Meen je het echt?' vroeg ik vol verwachting. 'Bestel jij dan nog een kogelflesje. Dat vind ik niet erg.'
43