niet lang meer duren, dat verklaar je zelf. Al is het dan bij Arnhem misgelopen, hoe lang houden de Duitsers het nog vol?'
'En toch kan er intussen van alles gebeuren. Wie geeft ons de garantie dat ik de eindstreep haal? Het werk op het Bosplan is afgelopen. Zonder de steun van de illegaliteit zouden we het loodje leggen. Dat kan van de ene dag op de andere mislopen. Het is nog een wonder dat ik nooit ben opgepakt.'
'Daarom juist, al moeten we alles doen, als jij maar uit hun poten blijft. Het is waar, je kan nooit weten. Elsje mag in geen geval een enig kind blijven. Dat ben ik geweest, enig kind, en dat is heel erg. Als er thuis narigheid is, kunnen broertjes en zusjes steun bij elkaar zoeken, al mopperen ze maar op hun vader of hun moeder. Ik moest het altijd alleen opvangen...'
'Steun bij elkaar zoeken, zeg je. En knokken. Daar weet ik van mee te praten.'
'Dat heb je ook nodig als kind. Ik heb nooit Ieren vechten, en het gevolg is dat de mensen over je heenlopen.'
'Als het nodig mocht zijn, kun je toch altijd hertrouwen, dan komen er wel weer kinderen bij. Jij hebt later toch ook een halfbroer gekregen?'
'Je mag zo niet spreken. Ik wil na jou nooit meer een andere man.'
'Hoe weet je dat nou, die onzin...'
'En als het gebeurt gaan er jaren overheen, en heeft Elsje niets meer aan een broertje of zusje.'
Wij zwegen, hoorden eikaars adem, het knorren van een maag, dachten aan de familie, de mijne, Liesjes moeder. Ze konden ook op de grond slapen als ze terugkwamen. Hoe noemden we het vroeger, als we bij een oom en tante logeerden? Een kermisbed.
'We hebben zulke goeie buren,' zei ik tegen Lies, 'je
114