2 Dracht
De kou was minder doordringend als je op een deken ging zitten en die tot aan je borst toe om je heen trok. Mijn voeten moesten echter vrij blijven nu het ging duisteren, om met ritmische bewegingen - heen-en-weer, heen-en-weer - het trapstel van de naaimachine te kunnen bedienen en zo het transmissiewiel draaiende te houden waarop de fietsdynamo was bevestigd, doch hoe ik mijn best ook deed, het licht uit de koplamp fladderde als een nachtvlinder door de huiskamer. Het was een geniale oplossing, die een jongen uit de buurt ons aan de hand had gedaan. Eerst hadden we schoenmakerswas uit de vroegere schoenmakerij van vader voor de verlichting opgebrand. De sporen ervan waren nog zichtbaar. De gesmolten, pruttelende smurrie was over het schoteltje gelopen en had een grote bruine vlek op het maïsgele wollen tafelkleed achtergelaten. Daar hoefden we nu niet bang voor te zijn, maar je kreeg er wel kramp in je kuiten van.
Soms nam Lies het van mij over, als de buurjongen van tweehoog kwam schaken. Dan dansten de schaduwen over het bord alsof wij een schimmenspel opvoerden, en je moest uitkijken niet een loper voor een pion aan te zien, of de dame voor de koning. Lezen was een onmogelijkheid, omdat je het boek met het schijnsel moest meebewegen in het halfduister, en het eind van het liedje was razende koppijn, zodat je er geërgerd mee stopte.
Wij praatten wat na over de oorlog, hoe lang het nog zou kunnen duren, ik vertelde Lies het laatste nieuws
i ro