Ik streelde Liesje tot zij trilde van verlangen, terwijl het heldere schijnsel van de volle maan door de vitrage danste, en wij fluisterden dat het geluk betekende, volle maan juist tijdens de vruchtbare dagen. Onze lichamen verenigden zich, en een zoete vreugde zong in onze bewegingen mee omdat wij van elkaar hielden, en omdat het deze keer misschien zou leiden tot de bevruchting waarnaar wij zo verlangden.
Toen werd een krijsende gil de slaapkamer ingevloekt, onderbroken door joelend gelach, knokkels van vele handen roffelden op de ruiten alsof zij moesten breken. Huiverend van schrik staakten wij onze bewegingen, hielden de adem in totdat Liesje de dekens haastig over onze hoofden trok, maar toen ik mij uit haar lichaam wilde terugtrekken klemde zij zich aan mij vast, en angstig luisterden wij toe. Iemand klom op de vensterbank, gooide stenen naar binnen. Een ander volgde het voorbeeld, schreeuwde geile woorden in gebroken Duits-Nederlands, in het Twents. Wij voelden eikaars harten bonzen van ontzetting. Ademloos lieten we ons aan de andere kant uit bed glijden, trokken een deken met ons mee, en hielden elkander stevig vast, door het eiken gevaarte gebarricadeerd.
Even later dropen ze af. Hun voetstappen kraakten na op de bevroren grond, een hond blafte, eenden kwaakten, een kerktoren galmde de tijd over de ijsvlakte buiten.
Op de grond liggend werden wij weer één, en toen Liesje mijn warme zaad in zich voelde stromen, huilde zij van blijdschap.
109