wie die kreeg kon niet met verlof.
De eerste keer al was het mis. Daar stond mijn naam, onder aan de lijst, terwijl thuis Lies op mij wachtte. Maar tijdens het eten kwam een soldaat naar me toe en bood me tot mijn grote verbazing aan, de wacht over te nemen. Hij woonde in Limburg, en kon toch niet met verlof. Nee, hij wilde er niets voor hebben.
Ik trok de deken over mijn hoofd om niet te worden gestoord door het gefluister van de ene krib naar de andere, in een soort plat-Duits dat ik al ging begrijpen sinds ik was ingekwartierd op de Ridderhoeve in het Land van Maas en Waal. Als enige Amsterdammer tussen drie boerenjongens uit Westfalen, van oorsprong Nederlanders en daarom in Nederland gemobiliseerd. Frits, de oudste van de drie, was een gezet mannetje met een zoetige glimlach, poeslief m de omgang, die na elk verlof, doorgebracht bij zijn zuster in Hilversum - echtgenote van een functionaris van de Duitse ambassade met naziideeën terugkwam, om ze weer gauw te vergeten als hij door zijn maats werd bespot; Stoetweg, een magere jongen met flaporen, sproeten over zijn gehele gezicht, die zijn verlof doorbracht bij de hoeren in Nijmegen; Kleis-terman, een sullige kerel, verliefd op de jongste boerendochter, maar zonder kans omdat hij katholiek was. Verder waren er twee getrouwde Twentenaren, zwijgzaam, ontoegankelijk, die - sinds de verloven waren ingetrokken - elke avond lange brieven aan hun vrouw schreven.
De Ridderhoeve was eeuwen geleden de wijkplaats van roofmonniken geweest; onderaardse vluchtgangen, nu trekpleister voor wichelroedelopers, getuigden daar nog van. Hij was gebouwd op een zandrug, overblijfsel van de jaarlijkse overstromingen der rivieren in het verre verleden, en lag enige kilometers buiten het dorp Hors-
IOI