Dat liet ik me niet zeggen.
'Stoere,' schold ik en gaf hem een duw.
Meteen ging de jongen in de bokshouding staan, maakte schijnbewegingen met zijn vuisten, sprong van de ene voet op de andere, liep om me heen, raakte me even aan de kin. Toen herinnerde ik me mijn knie en maakte er een geintje van. Ik liet hem een vuist zien, vroeg 'Zie je die?' en antwoordde zelf: 'Dat is een broertje van die,' waarbij ik mijn andere hand toonde en lachte.
'Maar goed ook dat je niet durft,' dreigde mijn uitdager, 'de tweede klap was lijkenschennis geweest.'
Niet durven...
'Op zaterdagmiddag zeker,' zei ik. Straks kwam de een of andere vader langs op weg naar het nieuwe badhuis op de Meteorenweg om een nummertje te halen en even later terug te keren omdat hij pas over drie uur aan de beurt zou zijn. Dat het vanwege mijn knie was hoefde hij niet te weten, want mijn vader ging niet op zaterdag naar het badhuis, niet vanwege de sjabbes, hij keek wel uit met de drukte, een andere dag kon net zo goed.
Ineens ontbrandde er een verhitte discussie over de vraag wat beter was, een gat in je kous of een gat in je knie. 'Voor mijn moer wil ik het niet,' zei de rooie, 'zij moet het stoppen. Dan heb ik nog liever dat ik het zélf heb. En jij ?' vroeg hij ineens aan mij, 'heb jij ook liever een joeker in je knie?'
'Ja,' antwoordde ik schuchter, in de war gebracht. Eigenlijk had ik daar nooit over nagedacht. Zeker was dat moeder het vast niet zou willen, dat ze veel liever elke dag mijn kousen stopte dan dat ik me bezeerde. Misschien was het slecht om zo te denken en was die andere jongen veel beter, die het niet van zijn moeder verlangde. Als je er goed over nadacht kon moeder niet eens goed stoppen, allemaal proppen kwamen er in je kous en met die wij venschoenen voelde je het dubbel.
7*