omheen, dat pijn ging doen als je je stootte, en er kwam geel vocht uit, steeds meer. 'Dat komt ervan als je eraan zit te pulleken,' had moeder mij verweten, 'en nog wel met je zwarte nagels.'
In heet sodawater moest ik ermee gaan zitten, en ik heb wel mooi gelachen want de emmer viel om. Dat kon toch niet, met je knie in een emmer. Op één been moest ik staan, het andere dubbel vouwen en omlaag duwen. Probeer dan maar eens je evenwicht te bewaren. Dweil het zelf op, zei moeder, net of dat zo erg was. Toen moest ik in een zinken teiltje met mijn knie. Veel te veel soda had ze erin gedaan, het deed pijn als de pest. Zo moet het schoon trekken, zei ze. Alsof je het niet voelde. Later smeerde ze dik boorzalf op de wond. Eerst wou ik het niet. Waar was dat nou weer voor nodig? 'Jij wil er zeker infectie bij krijgen?' vroeg ze. 'Dan zul je nog anders piepen.' Voor je het wist moesten ze je een been afzetten, en dan had je nog geluk gehad, want aan bloedvergiftiging kon je ook doodgaan. Dat had je gezien aan haar broer. 'En wil je nou eindelijk eens gehoorzamen? Anders zal ik het straks tegen je vader zeggen. Dan krijg je voor vierduiten.'
Moest je die lap eens zien zitten. Van een oud hemd dat toch in de vodden moest, had dat mens een mouw afgescheurd en om mijn knie gewonden. De uiteinden had ze ingeknipt en aan elkaar geknoopt toen het verband was aangebracht, over een lapje met boorzalf. Voor schandaal liep je ermee. Ik leek wel zwaar gewond. Het ergste was dat de lap steeds afzakte, te pas en te onpas moest je eraan sjorren, en soms verloor ik zelfs het lapje-met-zalf eronder.
Boorzalf is goed, had ze me verzekerd. Boorzalf, daar hadden we een hele voorraad van. Elke keer als iemand van het gezin naar de huisdokter moest, voor een verkoudheid, een steenpuist of voor zuiveringszout omdat vader last van maagzuur had, moesten we er een doosje boorzalf bij vra-
65