nieuw een koor maar dan uit de maat, ieder op eigen toonhoogte, schril, lawaaiig, vrolijk. 'Jullie hebben het goed gedaan,' prees Leida Hölscher en liep meteen weer weg. We kregen een ijsje, met chocolade erom en in zilverpapier verpakt. Bij de ijsman op straat had ik die nog nooit gezien. Het zilverpapier vouwde ik netjes op, alle kinderen deden het om te bewaren voor op school waar de meesters het inzamelden. Langzaam aan het ijsje likken. Thuis gaven ze me altijd standjes omdat ik te gulzig was, nu was het zonde om het vlug op te eten. Misschien kreeg ik van mijn leven nooit meer een zo duur ijsje. Of heel later als groot mens als ik beroemd was en dan vond ik het niet meer zo lekker. Gek als je het goed bedacht. Grote mensen konden wel tien taartjes kopen als ze wilden en dat deden ze niet eens. Op het laatste stukje moest ik zuinig zijn. Als ik mijn bril van mijn neus deed en hem er vlakbij hield leek het nog een flink brok.
In de vorm van een halve cirkel stonden we weer op het podium, en nog steeds kwamen er mensen de zaal in, pratend, vragend of iemand even wilde opstaan omdat ze erlangs moesten, wuivend naar kinderen uit het koor. 'Corrie' riep iemand keihard, maar de jongen deed net alsof hij het niet hoorde. Wanneer begonnen we nu weer? Stel je voor dat de pilaren inzakten waarop de balkons rustten, dan vielen alle mensen omlaag. Je kon ook propjes papier naar beneden gooien.
Beginnen beginnen uitscheiden uitscheiden mompelden de jongens tegen elkaar, toen begonnen we echt. De liedjes waren minder spannend dan voor de pauze. Het Angelus klept in de verte. Kinderachtig en je wist niet eens precies wat ermee bedoeld werd. Over God en Onze Vader, alsof we een christelijk koortje waren. Daar geloofde Catharina van Renes natuurlijk in. Kon je aan haar gezicht zien, ze keek alsof ze zweefde. Toen we zongen van 'deez' kindekes
56