CONCERTGEBOUW
'Een jehoede kan cherote krijgen,' zei vader tegen me en lachte. Hij had wel vaker van die uitdrukkingen waarvan je niet precies wist wat het betekende. Nagaan kon je het wel. Hij zei het omdat ik tóch ineens op de zangclub van Ons Huis wilde, ofschoon het me eerst niets had geleken, hoezeer ze thuis ook hadden gezeurd alleen maar omdat ze me van straat af wilden hebben.
Op de radioclub was het iets anders geweest. Wie wilde Willem van Cappellen niet horen, ome Keesie en Teun de Klepperman? Twee cent kostte het elke woensdagmiddag, en vader betaalde het toch. Achteraf was het me tegengevallen. Wat ze ook probeerden met de spoelen en wikkels van het toestel, de luidspreker braakte bijna uitsluitend gekraak uit, soms hard soms zacht en als je de omroeper wél verstond begon ineens de Mexicaanse hond te janken van hoog tot laag als een jakhals in de ether. Daar bleef ik niet op.
Op de figuurzaagclub was het leuker. Je kon er een pij-penrek maken of een kapstokje, mooie cadeautjes om met een verjaardag aan vader en moeder te geven. Als de zaagjes maar niet braken. Dat moest je leren, hoe je de figuurzaag precies diende te gebruiken. Niet duwen in het hout, anders knapt het zaagje. Niet slap spannen als je een nieuw neemt omdat het dan meebuigt en ook springt als de snaar van een mandoline. Fijn was het wel, zo spannend dat ik mijn tong uit mijn mond hield als ik bezig was. Niet dat ik er zelf erg in had, anderen maakten er grapjes over. Maar juist als je nergens aan dacht omdat het zo geweldig ging, ping, daar sprong het zaagje in tweeën of nog meer deeltjes zodat je het wel in je ogen kon krijgen. Erger was dat je de zaagjes moest betalen als je er te veel had gebroken.
De laatste keer was het goed gegaan. Bijna was het uur
51