armen en benen begonnen te branden. We openden onze gulpen en piesten elkaar nat. Dat hielp. Ik had mijn hand voor mijn pikkie gedaan, anders zeiden ze er weer wat van, maar Aart trok mijn hand weg, meer niet. Echte vriendjes waren het, en als dat er niet was geweest, bestond er helemaal geen verschil tussen ons. Als ze me niet naar opa uit Arnhem hadden genoemd maar naar vader had ik Barend geheten. Nu wist iedereen het meteen aan mijn voornaam. Maurits had tenminste geboft. Als ze daar wat van zeiden hoefde je slechts te antwoorden: en prins Maurits, was dat er een? Maar ik had lekker Engelse sigaretten gerookt, net als een zeeman, en joden werden geen zeeman. Ik later wel, als ze dat maar wisten.
43