zei altijd dat tabaksrook slecht voor je ogen was. Zou de sigarenwinkelier me niet gehoord hebben? Weer liep ik naar de deur, trok hem open en dicht zodat hij tingelde.
Toen kwam de sigarenboer zelf van achteren. Hij maakte zijn bretels vast aan zijn broek.
'Flag,' zei ik haastig en wees naar het geld in het bakje.
Wantrouwig keek de man mij aan, aarzelde, draaide zich om naar de stelling aan de muur, zocht naar een pakje en smeet het op de toonbank.
'Hier, een pakkie nagels voor je doodkist,' zei hij hatelijk.
Ik griste de sigaretten naar me toe en holde, zonder een woord, de winkel uit.
Op de hoek van het plein stonden mijn vriendjes te wachten in de galerij tegenover de banketbakkerij van Wurms, die ook een jehoede was had vader verteld, maar hij was met een sjikse getrouwd, dat was net zo goed als 'voor spek en bonen' meedoen bij het spelen.
Tussen de zeeasters konden ze ons niet betrappen. Voor ieder twee saffies, daar deden we de hele middag over. Aart had lucifers bij zich, vier zaten er in het doosje. De eerste twee woeien uit. Het vlammetje tussen je gebolde handen, een kleine opening waardoor je kon aansteken. De eerste tenminste. Als je niet oplette brandde je je handpalm aan het vuur. We hielden allemaal onze sigaret aan de brandende en zogen de onze ook aan. Toen ik de mijne uit mijn mond wilde halen, bleef het papier aan mijn bovenlip plakken, zodat ik hem moest lostrekken en er een stukje vel meeging. Het bloedde zelfs een beetje. Met mijn tong bevochtigde ik mijn schrijnende lippen en stak de sigaret half in mijn mond. Het vloeipapier leek wel te smelten, plukjes tabak proefden bitter, branderig. Wat was daar nou aan?
'Zullen we eens inhalen?' stelde Aart voor en slikte rook naar binnen alsof hij water dronk.
4i