Als ik naar de grond keek konden ze de barst in mijn glas niet zien. Ik had het zelf gerepeteerd, voor de spiegel, al lukte het niet helemaal. Nog beter was het, een hand langs je wang te houden, ongemerkt alsof je onverschillig deed.
'Je lijkt wel een paard met één oogklep,' zei vader plotseling, 'doe die hand eens weg?'
Toen zag hij het en werd vreselijk kwaad.
32