trachtte te doen. Hij had kritiek op het instituut in Harvard dat bij het publiceren van oude archieven historisch materiaal achterhield, als concessie aan de nabestaanden.
Er bleken ook andere mogelijkheden voor het Sneevliet-archief te bestaan. Zo was een zekere professor North uit Amerika op zoek geweest naar nieuw materiaal uit China, en was daarbij gestuit op de correspondentie van Henk Sneevliet, die hij graag wilde publiceren. Het Internationaal Instituut stemde ermee in, omdat het niet over de middelen beschikte om dit zelf te doen. Wel moest hij weten hoe de familie erover dacht. Hij verzekerde mij dat professor North een bekwaam sinoloog was. Om mij daarvan te overtuigen, leende hij mij enkele van diens werken over China, zodat ik mij een zelfstandig oordeel kon vormen.
In het werk van North werd Henk Sneevliet inderdaad genoemd, niet als afgevaardigde van de Communistische Internationale naar China, maar als 'agent van de Communistische Internationale'. Ik maakte professor Rüter daarop attent. Henk Sneevliet was door de Communistische Internationale naar China afgevaardigd om aanwezig te zijn bij de oprichting van de Chinese communistische partij. Lenin had hem daarvoor persoonlijk uitgekozen op grond van zijn ervaring in Indonesië. En die ervaring was hem ook van pas gekomen. In Indonesië waren de socialisten op voorspraak van Sneevliet lid geworden van de Sarekat Islam, waar
3i