nis tussen beide mannen. Misschien was dit de reden dat ze mij een warm hart toedroeg. Dat ze verliefd op mij was geloof ik niet. Maar waarom eigenlijk niet? Een mens wordt in zijn leven duizend keer verliefd op wie zijn hart beroert, ook al blijft men trouw aan wie het eerst kwam.
Een trouwe vrouw was zij zeker, al vermoed ik dat haar grote liefde, wie het ook geweest mag zijn, plaats moest maken voor het Internationaal Instituut. Daar was zij mee getrouwd. Als er ergens archiefmateriaal te vinden was, dan scheurde zij erheen in haar lelijke eendje. Aan haar stoel was zij niet vastgebakken.
Op een dag liep ik mee met een demonstratie tegen de oorlog in Vietnam. Het was voor het eerst sinds mijn vrijlating dat ik weer aan een demonstratie deelnam, en ik had het er moeilijk mee. Het enthousiasme van de mensen om mij heen greep mij aan, zonder dat ik hetzelfde voelde. Ik was een beetje bang en kopschuw geworden. Ik had mij door Sietze Bosgra laten overhalen eraan deel te nemen. Ik kon namelijk niets weigeren aan Sietze Bosgra, sinds deze zich door de politie had laten wegsleuren, toen hij tijdens het proces tegen Michel Raptis en mij op straat demonstreerde voor onze invrijheidstelling.
En zo liep ik tussen enkele demonstranten in het midden van de Damstraat, toen ik ineens Maria Hu-nink zag lopen. Zij zag mij ook, en hup, zij holde naar mij toe en kwam naast mij lopen. 'Ik moet het
27