'De boer drong me een sigaret op die ik aan de zijne moest aansteken.
'De jood krijgt overal de schuld van,' zei hij.' Voor iedereen z'n ellende. Er zullen er niet veel over zijn na de oor-log. Hoeveel joden schatten ze dat er zijn op de wereld?'
'Tien miljoenantwoordde ik en ik deed mijn paard het bit in de mond.
1Dan blijven er tweehonderdduizend overP schreeuwde de boer opeens en hij greep naar mijn hand, bang dat ik zou weggaan. Maar ik was reeds in het zadel gesprongen en galoppeerde naar de plek terug waar de staf gelegerd was.
Isaak Babel, Zamostje, 1920