12
UITBREIDING VAN AMSTERDAM.
Minder duidelijk geven de cijfers antwoord op de vraag, of de vooruitgang van wetenschap en techniek een ruimere woongelegenheid aan de burgerij van Amsterdam heeft verschaft. Als men het aantal bewoners per bewoond woonhuis als grondslag neemt, blijkt stellig het tegenovergestelde.
Het aantal huizen in 1795 was 26400, het getal inwoners 217.000; dit wijst dus op een bevolking van 8,2 per bewoond huis.
Met zekerheid kan uit de cijfers worden berekend, dat sinds 1859, *n de daarop volgende volkstellingsjaren, het aantal bewoners per huis stijgende was en wel als volgt: 10,4; 10,9; 11,8; 13,2; 13,2; 13,4.
Toch mogen hierop geen conclusies worden gebouwd. Men verstaat tegenwoordig als regel onder een huis een gebouw met veel meer woongelegenheid, dan een eeuw geleden. Er is bovendien nog een bijzonder element, dat het gemiddelde cijfer beïnvloedt, en wel het toenemen van de bevolking in de Jordaan.
De bewerkers van de statistiek hebben gevonden, dat tusschen 1879 en I9°9 ^et aantal bewoners per bewoond huis in alle stadswijken daalde, behalve in de Jordaan. De stijging van het bevolkingscijfer in dit gedeelte is zoo groot,