plan, en had vuur gemaakt in bijeengegaarde kleeren. Was bij zijn gedoode kind gaan zitten wachten op de naderende vlammen, en met haar hand in de zijne, vol verscheurdheid over zijn daad en de on-ontkoombaarheid, en vol behoefte om in pijn en dood haar gelijk te worden, had hij zich levend laten verbranden. Het houten huis stak knetterend de woningen ter weerszij aan, en twee volle dagen lang brandde de stad Mainz. Zij werd voor de helft vernietigd.
VERBERGEN OF BLOOTGEVEN.
Ook de jonge von Leiningen had Hanna’s rek-vermogen blind overschat, evenals zijzelve.
,,Heer, ik kan niet met U gaan als ge de Joden gaat aanvallen!”
„Ik trek niet tegen de Joden; ik moet opbreken om bij mijn vader aan te sluiten!”
Hoe kon hij bedenken dat er vrouwen zijn die alles onthouden en aan alles plaats geven wat hij haar vertelt? Ondanks zijn manlijke heerschzucht kon hij niet laten haar om de bewondering van zijn ridderdeugden te vragen, en hij had in de lange leege avonden in de tent, bij een kaars haar al zijn gevechten, listen en plannen meegedeeld, tot zij zonder belangstelling over hem heen had gekeken. Hanna is al niet meer verwonderd dat hij nu doet of hij niet meer weet dat hij haar van zijn overval op het huis van die nicht heeft verteld, waarmee hij zijn vader vóór wilde zijn, en hoe hij wel begreep dat Emmicho hem verraden had alleen om eenmaal des te veiliger zelf dat goed aan te grijpen en te bezetten. Mocht zij dan nog, toen zij bij hem kwam, in iets onwetend geweest zijn, hijzelf had haar, bij de rijpheid van de vrouw, ook de volle waakzaamheid van het verstand opgedrongen, in dat samenzijn dat voor haar dag aan dag scherper tot een benauwende engte werd. Geluisterd had zij en stil gegruwd, gegeeuwd en ook wrokkend veracht. Is het misschien zoo, dat men eiken man wel eens verachten of haten kan? Vanaf dat oogenblik begint dan de schikking, de gehoorzaamheid, de slavernij, maar hier groeit soms de heer tot een
313