beer was toen rustig verder gewandeld: Jooissie! Dus moesten zij geen enkelen avond hem vergeten, en flink roepen en stampen.
Zoo schreef hij, langzaam, moeizaam, maar ervaren. Hij werd pas tegen het einde van zijn brief weer uit zijn aandachtigheid gerukt, door het tumult van de gasten bij wie Heinrich aanzat. Een achttal Walbroeders, het roode kruis tegen den schouder of ook wel op de borst genaaid, als boeren of gezellen gekleed, overigens sterk verschillend in de bontheid en vooral de waarde van hun dracht. Die was van sommigen zoo gescheurd dat ze als lompen om het lichaam hing, bestond bij een paar anderen uit fonkelnieuwe en gave stukken, en bij enkelen toonde ze die scherpe tegenstelling in één kleedij die öf een grap moest zijn óf het resultaat van het bijeenbedelen van een uitrusting, Simcha kon het niet anders verklaren, vanavond: een keurige gloednieuwe broek, van mooie stof, en een kiel en vest die aan flarden hingen en die bij een hunner zelfs de bloote borst onbedekt liet. Een glanzende baret, een hoed die in tweeën gekloven leek, een vuile lange muts die onmogelijk voor den jongen kop dien ze belachelijk dekte, bestemd kon zijn geweest; Simcha dacht met gruwing aan het hoofd dat eens onder dien in tweeën verdeelden hoed misschien ook gespleten moest zijn, en dat nu zijn bedekking aan een voorbijganger of wie weet aan zijn moordenaar zelf had moeten afstaan. Want allen droegen korte messen in sterke scheden om het lijf geriemd of uit de kleeren naar buiten gestoken; een paar van hen die geen baard droegen, hadden verwonde gezichten van de grove en ontoereikende scheergereedschappen. Simcha moest wel aandacht geven, nu hij een scherp lachen hoorde, toen een van hen had geroepen:
„Zij maken hun testament!” En hij kreeg het gevoel van een leegteplek in zijn borst, toen hij, bij het hoofdopheffen van den spreker, met zijn voorstelling terug werd gedreven naar een oogenblik en een plaats waar hij een gewaarwording als deze moest hebben gekregen.
„Jood,” riep de jonge boer die op het harde lachen van zijn maats duidelijk blijkbaar boven zijn gemiddelden durf steeg,
184