Minder bloedig dan straks. Sieuwert keek diep geschrokken van haar naar Leida. En naar Prins.
„Wat nou dan____” Onder zijn zwarte brauwen zijn
oogjes bedrukt. Annetje gierde na. „Ja wat dan! As me toch allebei buiten gezet worden?” Het werd huilen. En van het huilen, opeens een samentrekking van het slanke donkere kopje. Uit den Loudspeaker gleden huppelend de variatie’s van het kwintet. Wendend, enkelvoudig omzwenkend. Saamsluitend en weer ontgolvend. Liefde’s feestdans, van overweging bevrijd. En het omzien naar het verklommen heimwee, doorwaaid en verwonderlijkt. Vroolijk-heid gliste hier rond als liefelijke libellen, boven een binnenwater vol paarse olie-vliezen.
„Vuile rotzak! vuile bedrieger!”
Annetje schreeuwde het naar Prins. „Ik zal je bekend make hoor!”
Prins sprong van achter het buffet. Het meisje
week al naar de deur----„Ik zal je bekend make,
hoe jij met vrouwe omgaat hoor! wat je met mijn gedaan hebt! En wat je met die stumper gedaan hebt, die onder de grond gestopt is! Vuile boef!” Zij jammerde, om haar teleurstelling. Haar hoedje scheef, gleed zij over den houten vloer terug. Naar de deur. En den drempel over. Grienend nu. Verknepen. Bitter omdat zij verder zwijgen moest. En alle hoop hier achterlaten.
,,’s Dat nou”, zei Sieuwert. Bang voor het antwoord.
„Meid is mesjokken”, mompelde Prins ontdaan.