voor het moment. Probeeren de eene te schieten; en de andere te laten schieten.
Toen Leida waardig binnenkwam, veerde Anne-tje op. Met groote oogen.
„Juffrouw”.
„Juffrouw____”
Allebei zongen ze het valsch. Leida wat bedekter.
„Ik dacht nog al da ’k moest komen helpen”.
„M’m’m?” De Baas, onbereikbaar.
„Omdat je zoo gezegd had”, zij tart, „dat je der moeilijk mee tusschen zat. As ’t zoover zou komen”.
„M’m’m----Niks geen last hoor”.
„Nou! da’s goeie”. Tot Leida: „Da’s prettig hè? as je zoo in je omgeving geholpen wordt”.
„Ja, o, wij redden ons best hoor”.
„Dames en Heeren!” Een trompettende stem uit den Loudspeaker. „Het klarinetten-kwintet.... W. A. Mozart.... Wendelkwartet.... nommero.... zeuvenentachtig.... largo.... divertissemento”.
„En door iemand die zoo van alles afweet hè? Ja, U weet overal van af hè?”
„Dat is ’t ’m”, ving Leida met haaiigheid die zich aanbood.
De violen zongen. De klarinet herhaalde; koer-lende zomermiddagbeek, in schaduw. Liefelijkheid van gewonnen vrede.
„Nee, niet da ’k erop gesteld ben hoor. Een ieder mot het voor zichzelf maar weten. Maar m’n gezondheid is mijn ook te lief.”
Prins keek over zijn hangende snor heen. Een