ik zal ook niet zeggen: een licht is het niet bepaald Maar hij heb werkelijk een goed hart. Dan Dirk, die heb weer een betere kop. As die niet bij de politie terecht was gekomen, had-ie het verder gebracht, nou! Het is nou niet het sympethiekste baantje dat je denken kan: bij de politie. Alhoewel, hij is evengoed georganiseerd in zijn Bond, en aangesloten bij het groote vakverbond. Welzeker! En bij de pinken in zijn orgaan hoor! Ik sta niet op het standpunt dat er geen politie mot wezen. Hee-lemaal niet. Zooals met die werkeloozen-relletjes: allemaal opgeschoten kwajongens. Dat die nou 's een pak slaag krijgen, dat kan ik nou zoo erg niet vinden. Die lokken het toch uit? En die der als oudere bij is, nou die weet waar-ie tusschen gaat loopen. Maar het is nou eenmaal geen bemind vak, dat geef ik toe”.
„Doodgewone maffers. Je Nico en je Dirk met z’n tweeën”.
„Ach, bij jou is nou ook alles maffer wat niet naar Moskou praat en doet. En wat was je nou van plan, morgen? Bedank je nou of niet? Ik zou nou best kunnen zien dat je in de bruidsdagen ’s flink de luilak uithing. Toch zeker genoeg te doen?”
Zij zag langs hem heen. Glimlachte omdat het niet minder scheen te kunnen. Eigenlijk een verlangen om maar van hem weg te zijn. En spijtigheid omdat het zoo was. Vermoeide tegenzin. Een verlangen om uit te blazen. Waar kan een mensch al niet beu van zijn. Want wat doet hij voor kwaad? Als je