van zich eischte. Leida verwijderde zich van hem. Hij liep nu de andere richting uit. Terug vanwaar zij gekomen waren. Nu dan. Overal in de wereld zijn daden. In hem nu ook. Mooie daad. Een eindje touw heeft hij. Een doek ook. Eerst dadelijk een doek in de mond. Wel gauw, maar ook netjes. Dat moet. Anders wordt het schreeuwen. Dan pas het binden. Keurig gaat dat. Het moet ook keurig. En verder wist hij niet. Verder was het trillende hitte.
Dina dacht dat Marie Minke belde. Hij riep enkel: „Jaa!” terwijl hij naar boven kwam.
„Ik ben het.”
„O.”„Ik heb me pijp laten liggen.”
Hij ging naar achter in het kamertje. Bij het raam. Zij stond op een afstand. Zag dat hij de pijp begon uit te kloppen. Er in bleef peuteren met zijn vingers.
„Is zij beneden? juffrouw Leida?” Zij sprak voor zichzelf als uit de verte. Vanuit de verte hoorde zij zijn antwoord: „Nee, die is verderop.” Vanuit de zelfde verte, dwars daar doorheen, de verklonken woorden van Frau Steige die naar bed was gegaan. „Hab’ ich wieder für sie machen sollen. Sie haben nicht gegessen Frau Rooij: gefrèssen haben sie!”
Hij zeurde nog met zijn pijp. Moest eindelijk ophouden. Weer in beweging komen. Zij had zich toch verplaatst. Van de deur weg. De kamer in. Hij moest naar de deur. Dan weer terug naar haar.
„Kan je me dat geld nou niet leenen?”
Zij klappertandde. Nauwelijks geluid meer. En