aan het Hof komen. Ja! nou, as je zoo’n boodschap thuis vindt, dan stijg je dadelijk op hè? en je rijdt naar de bestemde plaats. Dat wil zeggen op Kattenburg zeien ze dat je weer hier na toe was, nou de paarden bennen flink moei, maar hier ben ik.” Hij nam haar op. Knikte. „Piekfijn hoor. Ik docht dat je een nette getuige te kort kwam. Ik denk nou da’s twee hijtjes minstens vandaag waar moeder de Crisis-commissie niet van weet. Dat bennen weer een paar nieuwe balhandschoenen voor me groote jonge. Tja, ik ben geen groote koopman, ik mot het van de kleine beetjes hebben. Nou?” De beide vrouwen lachten om zijn smakelijk plezier. Marie verwarmd van jeugd tot jeugd. Dina de Rooij’s oudere oogen door die jonkheid vernieuwd.
„Je kan der juist getuige van zijn dat ik niet trouw.” Toen hij zijn oogen optrok, antwoordend in een nerveuze proestlach: „Nou, dat ik over me sluier gevallen ben.” Driester, tegenover hem hier. „Toch niet in je mooie hokkie gekropen? „Marie-tjè je rok zakt af,
„Moeder dat is me sleep....
Meid de boel stond toch kant en klaar voor je gereed. Vrij licht, vrij wonen, vrij gas. De Amster-damsche trem die rijdt. Die man die pleegt zelfmoord, om zoo’n vrouwtje. As je dat maar weet. Ja, hij maakt Amok op de trem.”
„Zou jij vast niet doen gemeene kerel.”
„Nee, ikke vast niet. Maar ik gok ook zoo hoog niet.” Hij glunderde.