Rooij is te blij met haar vertrouwen. Zoekt met haar diepste voorzichtigheid naar eenheid met het meisje. Met haar vrije tijd en haar geld heeft zij ruimte voor levens-poezie. Zij vindt de daad kras. Maar zij vermeit zich in nieuwe zoete mogelijkheden. Dichter aansluiting. Troost. Vriendschap. Zij had Marie’s bekentenis omtrent Woudenberg. Ma-rie’s verdediging van haar vlucht als beslissing bleef haken in onhandig opgesomde bezwaren tegen Ger-rit Tak. Gewoonten van levens- en politieke houding. Zij bleef nog op de basis der aanvaarding van haar aanvankelijke huwelijks-moraal. Geen bewustwording van een dieper verzet. Aansluiting op haar geestelijke gemakzucht: Bruiloft. Feest. Familie. Sluier. Stadhuis. Geen mensch van haar kant dan haar zuster Neel. Zij voelde zich bedrongen. Dina de Rooij lachte. Dat kon toch Gerrit Tak niet helpen? Marie veerde op. Dat kon hij wèl helpen! Dina keek er van op. Zij had ook één van de drie trouwkeeren een bruidssluier gehad. Met bruids-
knoppen. In die dagen____ Maar nou was het niet
zoo erg algemeen meer.
„Algemeen? Het is gewoonweg belachelijk ouwer-wetsch”.
Dina gaf geen conclusie. „Maar meid, vin je ’t dan nou niet een beetje erg? tegenover je aanstaande man? Om der zoo maar uit te loopen en ’m zoo voor Piet Snot te laten zitten met de heele bruiloftsvisite en alles?”
Marie, in haar lichtblauw costuum, werd bloed-