ondergang. Dat groef de diepte tusschen hen en de Gardisten. Tusschen hen en de oude democratische Partij. Tusschen hem en Gerrit Tak. Door de gespaarde Gardisten lag zijn kind in het gasthuis. Tak’s familie had Kattenburg te onplezierig gevonden om Marie volgens geliefd gebruik uit haar huis te laten trouwen. De auto’s stonden voor de deur van het spiksplinternieuwe woningbouwhuis, met versche gezins-spullen volgedragen. Marie, zenuwachtig, geprikkeld, wilde op het oogenblik van het instappen den sluier niet achter zich doen dragen. Weigerde de familie het plechtig hoogte-punt van hun ochtend. Opwinding. Tranen bij de jonge meisjes. Ontstemming bij de moeder en de zusters. Toen het ongeluk. Voor de auto trapte zij achter zich in haar sluierkant. Bleef steken in den zoom, waar Polly zijn gretigheid beleefd had. Een gevecht met haar voet. Verwarring. Korte wanhoop. De voet ging door den sluierrand. Met haar hoofdruk heesch zij hem tot boven haar kuit. Kon niet instappen. Kon niet terug. Bloedige wangen bij de vrouwelijke familie. De vreemde omstanders brulden. Terug-gehinkt in de woning, ritste zij het sluiervod weg. Ging zitten, gloeiend van vernedering en woede. De woede werd pas vol en werkzaam, toen zij boven den tegenslag uit begon te lachen. Alleen zusje Neel kon het ook zoover brengen: de rest ontving het met betrokken gezichten: toorn om Marie’s opvatting van een bedorven plechtigheid. Onwil bezette Marie. Zij kon niet