Van Buren keek vernietigend. Hij moest niet kwalijk nemen. Maar zijn meesters de les lezen over de groote kunst van het optreden, over de strategie en de taktiek, dat was hem niet toegestaan. Daarvoor waren andere intellectueele kwaliteiten
noodig. Of---- daden. Er waren lui die hadden
de daad. Maakten zich vrij met de daad. Echte daad ging tegen alle bestaande wetten in. En Sieuwert was nog te bang voor de wetten. Te kerkelijk. Te beursch om de handen uit te steken. Moest zorgen dat die communisten niet nog dapperder waren dan hij. Op hun manier actief. Niet bang voor de wetten.
Sieuwert liep tegen die woorden op te tornen. Beschuldigd. Zijn waarde toch opnieuw in twijfel getrokken. Allerlei verwarrends.. dappere communisten? Tegen de wet, wij? En wet verdedigen. Dat dee duizelen. Hij niet tegen de wet? Lak aan de wet godver.. Had ook wel ’s kriebel om zijn jatten uit te steken. En dat werken in de Zaan dan? Op die Blik-fa-briek? waar al die meiden ’m stonden uit te schelden voor al wat leelijk en gemeen was? Toch ook tegen de wet dan? Zooals Van Buren het meende? Van Buren lei zijn hand slapjes op Sieuwert’s schouder. „Ik moet hierheen”. Liet hem staan. Sieuwert zocht als lichamelijk zichzelf.
In de groote, eindelooze dobbel om de overwinning: een slechte toer vandaag voor de Revolutio