zakken: burger van de buurt neemt de toestand op. Een sterke patrouille hield hem aan, greep hem. Men arresteerde zonder precies te weten waarom.
„Die heb bij mijn gestempeld,” zei Sieuwert tot van Buren.
„Ken je ’m?”
„Hij heb bij mijn gestempeld! Hij woont hier niet. Brinkmans heet-ie. Maar daarom. Als je dernaar gevraagd wordt----” Van Buren keek hem fel aan.
„Heb U ’t gezien?” Een inspecteur. Een hoofdagent.
„Ik heb niks gezien hoor”.
Van Buren keek giftig. „Je hebt ’t toch wel gezien? Be-je toch verplicht te antwoorde op wat je gevraagd wordt? Wou je die halve gare clowns nog in bescherming neme? Van het politieke circus? Dat ze nog ontkome ook? ’s Toch derlui gerechte
straf? ’s Positief en negatief____ je ken weer niet
denke jonge____ Ongestrafte daad is een on-ding.
Heb z’n tegewicht niet. As je niks zien wil moet je hier niet staan!”
De Inspecteur lachte schrander. Met sommige punten van Van Buren’s uitval vertrouwd. De hoofdagent bekeek hem als een kater een vlinder die in stof worstelt. Sieuwert liet zijn laatste aarzeling los.
„Hebt U ’t gezien, dat die man met die sabel liep?” weer tot Sieuwert.
„Ja, alleen dat-ie die sabel weggooide. Anders niks. Waar-ie ’m vandaan heb gehaald dat weet ik niet”.
„Nee maar dat weten wij wel. Dat is meer dan voldoende, zoo. Nou. Gaat U even mee. En U hebt