Sieuwert kwam het Leida vertellen: tegen zijn verwachting en de gewoonten in, weer een nieuwe steun-periode gekregen. Zij had hem weer eens bij zich toegelaten. Boven. Om zich los te maken van de gedachte aan meer toenadering met Prins. Naar den vorm hield die zich nog op een afstand. Zij, na die omhelzing van Sieuwert, verlegener dan ooit. Wrange katterigheid, spijt, zelfverwijt. Het scheen een kille kuur. Zij kon er zich niet meer uit redden dan met bedekte vijandigheid. Wraak tegen het levend voorwerp dat beminde had moeten zijn. Waaraan zij zich bezondigd had. Gebruikt om zich weg te dringen van wat nog heviger bevuiling leek. Zij haatte hem nu, omdat hij zich niet kon laten liefhebben.
„En nou dan....”
„Wat nou...."
„En kom je der dan nou zoo? Met die nieuwe steun? Be-je daar nou klaar mee?”
„Af zien”.
„Och. Jij komt er ommers nooit”.
„Nou maar dat wèll Wacht maar es.” Hij was nu in een sociale beweging. Tusschen menschen die