ken der geld mee verdiene.”
„Hou je pakhuis verder!” gebood Prins.
„Heée, niet zoo driftig man, ’s niet goed voor je. Je ken d’r wat van krijge. Nou,” tart ze, „morgenavond me loon dan hè? Me jonge zal in z’n sas weze, dat ie me niet zoo ver meer hoeft te hale.”
„Wat je ver haalt, is lekker,’ zei Van Buren.
Zij keek naar Prins. Tartend. Toch teleurgesteld. Het levenskansje van zijn vage beloften boven in het kamertje ontschiet haar. Prins ging koffie zetten. Leida liep weer naar boven. Bij de kreunende vrouw.
„Broodroofster!” riep Anne haar spijtig na.
„Dad-is het kapitalisme,” zucht Sammetje Lam.
Flip van Buren grinnikte.
De Lunchmuziek kwam door. Lang-matige hupsche Strauss-wals; Stijve, sensueele vroolijkheid van het Bal. Wit gedekte tafels met kristal en zilver. Ser-vile muzikanten. De afgematte aandacht hier nam het niet meer op. Het zette zich wezenloos uit over de boterhammen uit het krantenpapier.