bons. Zoetheid in het product. Zoetheid in de aanvulling. In den tooi. In de kleurtjes zoetheid. In de opdienings-middelen. In de aanbieding en den glimlach van den verkoop. Zoetheid in de stemming van het gevolg. Tusschen de stroomen vrouwen in uitgaanskleedij: glimlachjes, knikjes, tegemoetkomendheid. Overdadige beleefdheid bij het uitwijken. Gretigheid tot aanknooping. Vergenoegdheid. Zij waren onder elkaar. De toegangsprijs waarborgde een minimum welstand. De opschrikkende nood, de hongerbleekheid, de gescheurde beleedigende kleeren kwamen hier niet binnen. Gegons. Beschaafde kermislucht van de demonstreerende chocolade-en suikergoed-bakkerijtjes. Muziek. Dames en hee-ren aan de keurige stands naar de mode gekleed. Onberispelijk. Nauwelijks merkbaar hun kennis van onderscheiden en schatten der koopers. Het arbeidende personeel aan de model-werkplaatsen smetteloos-hygiënisch in kleeding en materiaal-be-handeling: snoep-ijs-fabricage; bonbons-ponsmachi-nes; chocoladereepen-toovenaars. Krentenbrood-bakkerij. Zacht verlichte koepel-étalages, Grieksche tempel-winkels, Villajètstands, straalden met de herberging van hun werelden vol zoetigheid. Proef-salons van wijn en limonade ingericht tot Zondag-middag-vertrekken met alles-aan-kant. Op zware loopers, bij onhartelijke stoeltjes, bluffende tafeltjes, die voor de angstig gekozen bezoekers den schenkwijn droegen. Conversatie als een wandeling door een porceleinkast. Met voorzichtige eens-