Een middag was zij met Leida naar het R.A.I.-gebouw: tentoonstelling De Suiker. Stil verbitterd tegen Leida’s belofte-schennis. Geen van beide dorst den omgang af te breken. Dina had zoo weinig: Frau Steige kwam ’s avonds laat thuis: goeien-nacht. Ging vermoeid slapen.
Een paar spijtige woorden tot Leida. „Heb U ’t
toch verteld____wat ik U toen in het bad zoo zei.
Ik dacht dat je ’t wel vóór je zou houen____”
Op Leida’s berouw weer bang, blijvende ont-stemdheid te toonen. Het feit er te sterk mee te onderstreepen. Door een breuk: nog bedreigder en onbeschermder te staan. Zij kon niet onder dien druk vandaan, sinds dien middag dat de vier mannen bij haar waren. Wrange poging nu, het plezier van de ontspanning los te werken uit die beklemming. Het was vergeefs. De enorme hal van het tentoonstellingsgebouw geillumineerd. Vol met alles wat de pijnen der kleinburgervrouwtjes in glansjes kon op vangen. Van de Suiker de garage-vormige hal vol. Vanaf zijn wording, zijn aanwending, tot zijn ondergang toe in opgestrikte en gemeste bon-