neemt haar met ernstige zakelijkheid voor honderd percent zuiver.
„Maar der wier onderkropen hè? Louw z’n lekkere broertje heb d’r nog voor maffer gezeten. Ja die”, knikte zij, „ja zeker, die Sieuwert. O die is overal bij waar wat te bederven valt, die.”
„Dat was daar aan de Zaan hè?” Piet krijgt zijn ernst terug. Heeft eerst zijn lachen nauwelijks kunnen houden om haar bluf op het kantje af. Met die groote woorden, uit dat smoelwerk van die meid. Mokkels maken der soms wat van. Zit toch zuiver over een maand aan tafel met eentje van de Modernen, die de staking daar verboden hadden. Zit hier voor Louw en hun te smoezen of het achttien karaats communiste is. Hou je daar maar ’s als ’n tafel bij. Maar die rotkerels toch maar. Zoo’n broer van Louw.
„Ze bennen der van de R.V.O. geweest. Om door te laten staken. Maar de Moderne wouen doorwerken. Zijn der een stuk of zes uitgegaan. Nou, ondergeteekende der ook bij. Zoodoende”.
De jonges nikten.
„Ik krijg nou werk bij de Suikerwerken, een aanstaande week”.
„Zal jij zoet thuis komen bij je man”.
„Werkt ze door?”
Dina de Rooij viel trots in. „Ja, ze blijft werken. Vrijheid blijheid, hè meid?”
De jongens lachen tot elkaar. „Nou affijn juffrouw de Rooij. Laat ons nou strakkies maar met