„Jij? Psst”. Piet Woudenberg doet verbaasd.
„Maar ik wil jou de wind niet uit de zeilen nemen hoor”. Zwaar gesjochten ziet die jonge eruit! Tenminste in z’n kleeren. Schoenen maggen ook wel ’s gemaakt. Van Louw’s laken een pakkie. Houdt evengoed z’n kop met groot lef boven water. As je ’m in het bad stopt en je trekt ’m een nieuw pakkie kleeren an, is-ie als de sjiekste meneer. Schoon boordje, een mooie das, die strik je voor ’nA, met een speldje derin. Moet je net bij hem mee ankomen. En toch is dat wel fijn, voor ’n jonge zooiets te doen. Ieder z’n eigen ideeën, hij wil andere dingen van je dan dassies strikken. Dat kan ze toch zeker best verdragen? Godzal me, wat een lekkere fijne jonge had ze aan ’m gekregen. Geen kans Rietje. O, hij had bij haar wel een of ander gekregen? Je weet niet wat. Maar bij haar zou-die niet zoo gauw aan lager wal raken. Als ze ’m eenmaal had, bij haar deed-ie alles wat goed voor ’m was. Een winkeltje beginnen. Ook eenig met zoo’n jonge, een winkeltje? Ja, in Rusland daar heb-ie werk. Maar voor Rusland be-je toch een beetje bang. Wel een beetje erg vrij daar, voor de mannen. Zou ze ’m daar niet kwijtraken? Verbeel je, dat je ‘m hebt, en dat je ’m kwijt raakt. Je hield ’m met je tanden vast.
Een zachte gloeiing in haar. Beheersching heeft hij haar al wel geleerd. En Gerrit Tak, aan de andere kant van haar gevoelens. Toch toont zij een blosje van opwinding, in zijn onverwachte nabijheid.