de revolutionaire voormannen, soms met steun, soms zonder. In de steden terug: nieuwe bloedige straatgevechten, dag aan dag. Half of heel verboden demonstraties uiteengeslagen. Jaren gevangenis waren al uitgedeeld. Op de vergaderingen, in de bladen van de beide actiefste partijen, in de gemeenteraden, het Parlement, diepe vijandschap. De oude partij, reëel, met haar massa’s leden, tot diep in de kleine burgerij. De nieuwe, uit de oude voortgekomen, na-oorlogsch pas positief geplant, omzoomd met anarchistisch ontstane groepen tot in het pauperisme toe, reëel. Niet uitgezondenen, in de vakbonden georganiseerd, kregen periodiek, van Bond en Rijksregeering samen, een deel van gemiddeld loon. Met de georganiseerden tijdens de stopzettingen van hun organisatie-steun hadden de ongeorganiseerden te trekken van de Plaatselijke Armbesturen en Rijks-crisis-instelling. Onzekerheid daar: verslagen berusting, of verzet en botsing met ambtenaren en politie. Woudenberg en Draaier waren niet georganiseerd, ook geen partij-leden. Beide, Wim Draaier het meest, bezwaren tegen parlementaire werkzaamheid en het opnemen van burgerlijk geboren elementen in de leiding. Hier en in Rusland en het verdere buitenland: elke droppel levend bloed van de ..overzijde” misleiding en provocatie. Draaier het hefstigst tegen Raad, Parlement en verkiezingen. „Zooals de S.D.A.P. in de verkiezingsmanifesten schrijft: „Aan de burgerij”. „O. Die”.