Toen hij naar huis ging — in zelfden druilregen lag de aannachtende stad beneê de grauwe lucht — was het weer als vroeger — alle ellende-vernedering geweken nu.
Al het kermendbegeerde was gewonnen, en het geluk, kortlevend in het heerlijk-overvloedig ontvangen, had na de verzadiging achtergelaten: den opstand van zijn willende Persoonlijkheid ....
En met dien opstand was de nieuwe strijd gekomen, banger nu dan ooit, wijl hij nu beloofd had — trouwen zou hij netjes als een heel goed burgermannetje ....
Hij zou bij haar blijven en tevreden zijn — en geen nieuw beweeg mocht opleven in zijn ziel, die hij eens gewild had wijd open zetten voor wat komen zou.....
zijn impulsie zou hij laten sterven ....
Want de pijn zou komen van het brèken — en van het medelijden — en het verlangen ....
Een martelende wanhoop beworstelde zijn rust, om zijn zwakheid, zijn onmacht, zijn diep-vervloekte en niet te ont-loopen onmacht . . .
December 1905.