stond er dan toch het voordeel tegenover, dat het Hebreeuws nu werkelijk als volkstaal gevoeld werd. De noodzakelijke overgang van schrijftaal naar spreektaal was hierdoor mogelijk geworden en daarmede was de grondslag gelegd tot de omvorming van het oude Hebreeuws in een moderne taal. Er werd nu hard gewerkt aan deze adaptatie. Nieuwe woorden werden gevormd voor nieuwe begrippen, de zinsbouw werd vaak gewijzigd. In dertig jaar kon het Hebreeuws in Erets Jisraeel omgangstaal worden.
Ook de poëzie onderging de verandering van de tijd. Zij had zich, gelijk vroeger is uiteen gezet, nog het beste staande kunnen houden. Terwijl het proza uit de negentiende eeuw vaak vrijwel onleesbaar is, treft men soms gevoelig geschreven gedichten aan, welke ook de huidige generatie iets te zeggen hebben. Toch hebben ook zij een tegelijkertijd cerebraal en naïef karakter, zoals dat zo dikwijls gebeurt met beginnende poëzie. Het einde van de negentiende eeuw deed ook voor de poëzie een nieuw tijdperk aanbreken.
De schepper van de jongste Hebreeuwse poëzie is Chajim Nachman Bialik (1873-1934). Temidden van de literatoren, die zich richtten naar de Westerse cultuur, toentertijd geheel en al beheerst door het principe van 1’art pour 1’art, trad nu een man op met grote dichterlijke begaafdheid, die geheel en al wortelde in de eeuwenoude Joodse cultuur. Evenals Amos, de boer uit Tekoa, plotseling verscheen in de paleizen van Samaria en met zijn heftige taal de rust van de inwoners verstoorde, zo deed ook Bialik zijn intrede
15