aan den heer da Fonseca over. Deze zag eenigszins verwonderd op. „Dus gij laat mij dit kleinood voor tienduizend gulden?”
Jonas knikte toestemmend. „Welnu”, ging da Fonseca voort, „mag ik U dan (en hij haalde een kleine portefeuille uit zijn borstzak te voorschijn), mag ik U dan deze tien banknoten op de bank van Amsterdam, ieder groot duizend gulden, ter hand stellen?”
„Ik dank U”, sprak Rothenburg. Meer kon hij niet uitbrengen. Dwarrelend joegen de gedachten door zijn hoofd. Hij kon het niet vatten. „Gered! gered!” fluisterde hij onhoorbaar. Hij begreep het niet. Hij kon natuurlijk niet vermoeden, dat R. Oeri hedenmiddag een bezoek had gebracht bij den millionnair, den heer da Fonseca, een der rijkste leden der Portug. gemeente, die hem juist bekend was en die hem meermalen zijne verwantschap met de drie Portug. Israël. Rabbijnen had uiteengezet. Jonas Rothenburg kon niet weten, dat R. Oeri den heer da Fonseca en zijne echtgenoote, onder het zegel van geheimhouding, met diepen ernst en nadruk op dien eenigen en kostbaren familieschat had opmerkzaam gemaakt, die door den aanzienlijken koopman Jonas Rothenburg misschien voor tienduizend gulden, maar zeker niet voor minder, zoude worden afgestaan ...
— „Hebt gij papier en pen bij de hand?”, vroeg de heer da Fonseca, verbaasd over het zwijgen van den heer des huizes. Ruben, die met vuurrood gelaat ter zijde stond, sprong op, reikte schrijfgereedschap aan. De heer da Fonseca zette zich neder, schreef eene verklaring in de Nederlandsche taal, waarin Jonas Rothenburg het Talmoed-exemplaar, dat enz. enz., in geheel eigendom afstond aan Gabriël van Jahacob Aboab da Fonseca de la Penha voor de somma van tienduizend gulden.
„Mag ik nu twee verzoeken doen?”, begon da Fonseca weder, „Ik zie, ge zijt eenigszins zwijgend en bedroefd, dat gij U tot den afstand liet overreden. Laat het U geen leed doen. Ik zal het geschenk Uws vaders in zeer hooge eere houden. Gelieve dit papier met Uwe handteekening te vereeren. En schenk mij vervolgens het genoegen, bij de spaarpotpenningen uwer twee lieve kinderen een kleinigheid te voegen”. En een nieuwe banknoot van duizend gulden uit zijn brieftasch nemend, vouwde hij die sierlijk op en gaf
80