Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



48

door diepe-rooie neusdeuklijn van bril. Z'n sterk bewasemde glazen wreef ie met 'n zeemleer lapje, telkens één glas voor 't linker oog zettend, met sterke dichtknijping van 't rechter, eindelijk den bril, in langzame wendingen spiegelend tegen 't licht, op z'n neus duwend, pal in 't bloed-rooie gleufje.

— Jonges late we naa boven gaan, 't is al kwart voor tien, 't wordt anders zoo duivelsch laat — en zonder antwoord-afwachting, met 'n knik aan Terberg, liep Veeges naar achter bij den hoek, 't wenteltrapje, in éen vaart ophollend. Allen drongen nu naar 't nauwe ópgangetje; telkens dreunde 'n öpratelend, zwaar gehos boven 't bibberend buffet, waarvan de karafplanken zwiepten, in licht gerinkel van glaswerk na-pianoënd.

Leeg holde 't lokaaltje nu onder hevige lampgloeiing. Op vuil-kleine tafeltjes stonden geleegde bierglazen omklodderd van schuim, en koppen omgekeerd, kleverig op smerig bemorste schotels, in de leege walmdiepte, waar als door 'n vluchtend leger de roodachtige banieren van zwaren rookdamp in allerlei vormengewring waren achtergelaten. De stille, week boerenhondenharige juffer bleef achter, alléén, suffend onbeweeglijk op d'r hooge kruk, omrookt in rossig-gouïg wolkgekrans, zacht optrillend, als achter haar 't kelderdeurtje in doffen slag dichtwoei.

II.

In 't bovenzaaltje hadden zich groepen om 'n lange smalle tafel gezet, die met smerig, uitgevreten, groen laken overlapt, er stond als mal, uitgerekt biljart, in lachspiegel gezien. Er achter rij-den kleine stoeltjes en krukken. De hoorders zaten met ernstige gezichten in spannende afwachting, onder vaal-zuinige verlichting van één lamp, die spetterend in gelige vlamkrimpingen 't lang-kille zaaltje besche-merde.lDe doodsch-kale wanden van grauw, verkleurd behangsel waren beplakt met hier en daar 'n Steinlen-teekening, uitgeknipt, en rechts op den muur 'n zwart-belijnde, groote, symbolische plaat, waarvan, buikig, zwak-gelend, 't middengedeelte alleen, vol streepgekrabbel, vreemd ondoorgrondelijk, in zwakken lampschem er kring viel.

Zwijgend gerook dat, langzaam, als optrok door den grond de rookbanieren van beneden. Zacht geroezemoes rumoerde door broeienevel, samenwolkend zwaar achter karigen lichtkring. Even vuurdampten verlichte koppen plots uit alle hoekjes, begloeid door lucifersvlammetjes, die in sissende vuurstrepen, éen na éen, opflikkerden en weer uitdoofden tusschen rompen-donkerte. Walmwolkjes verdikten zwaarder in waas bij 't trapje, ronddrijvend in spiraal-gecirkel, lui hangend boven koppen-geduister. — Plotseling stond Veeges op, zonder aankondiging. Z'n lang, mager lijf hoekte juist onder den valen lichtkring van lampschemer. Gouïge lichtflitsjes spiegelden op z'n bril, die z'n oogen in wemelend gekrans omspatte. Niemand kon, als ie sprak, in dat kijkwereldje zien. Z'n zwarte,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.