Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



i14

chelend-vlug 'n vierpondertje lood op 't achterdeel van z'n tang zettend.

— Wéét ik veel wat die vent leuterde; hij lulmeierde wat over me borst en toen is ie an 't kloppe gegaan en an 't luistere....

— Hè je toe geen scheet gelate? — gierlachte met zwaar open mond en heftige na-lach-rochelingen een ander, die meeluisterend opving Smidt's verhaal.

Even keek Smidt 'm met z'n groote, bruine, uitpuilende koe-oogen aan, licht trilden z'n diep ingeplante neusvleugels; toen, in een krijsch-stem klonk 't weer:

— An me hemd hét ie mit z'n hande niet durrewe komme, 't was zoo zwart as roet, met 'n zweetstank as de pest; waarachtig, me vrouw had nog gewild, dat ik me verschoond had....

— Nou, — zeurde de eerste knecht weer ongeduldig, maar wat hèt ie gezegd, hét ie je niks gegeve?

— Hou stil! — snauwde Smidt, met 'n scherpen ironietrek trillend om z'n mond, in bewegelijk gedoe van z'n dikke neusvleugels, -— ik heb 't 'm gezeit dat 'k niet slape ken, dat 'k geregeld om drie uur in slaap val, doodsmoei, en raai es wat de kerel tege me zeit... dat 'k me vooral niet vermoeie mag, en dat 'k veel in de ope lucht mot! spot-sarde Smidt, zijn breeën mond samentrekkend tot mal lippengetuit, met klein stemmetje den dokter fijntjes nasprekend.

— Nou weet jelui 't! — donderde Greling ineen achter hem uit, met trompet-vibratie in z'n schalstem, — nou laat je je huishouê verrèkke, en nou loop je, dat je je beene je gat uitvalle, en indien dat 'n mins....

— Ja, en wie geeft me huishouê dan te vrete? —viel Smidt snel in, den rhetoriek-zwaai van Greling stuitend.

— Wel godvirdómme, de dokter natuurlik ! — ironizeerde Greling treiterig, dat zijn wat goeie minse die dokters; die hebbe alles voor 'n minss z'n heil over, en indien dat ze zegge, dat je dat nie doen mag, en dit nie doen mag, da je zus mot late en zóó mot late, dan doe jt ommers, nie-waar? .... maar of je 't kèn!.... gilde Greling plots in een woeste krijschvlaag, alle ironietrekken door zware bloedopstijging z'n gezicht uitvegend, — of je 't kèn .... godvir-domme, dat vrage ze niet, dat geleerde tuig !

Een dikke pruim had ie giftig in z'n hand gespogen en met heftigen zwaai tegen 't raam aangekwakt, zoodat sputterend-bruine straaltjes om de klont op 't ruit sterden.

— Mellik, eiere! — ging ie voort, jawel, anneme, sla maar in!... en wie sal dat betaaale, soete lieve gerritje, — galmde Greling boven alle gedreun en gedruisch uit, in een woest gillend overslaan van spreek- naar zangstem.

— Jongis! — krijschte Greling heeter over de heele kamer, vol koortsige lol-opwinding in paars gegloei van z'n mottig beschenen kop.... ״Smidt het duizelinge, hij mót van de dokter in de ope lucht,... stóppim op 't sekreet!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.