Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



i3

wangen en kaken schijnselgevlek, de oogenmoe-gegloeid, scheiuitlichtend het blauwe oogen-gekring van allen, uitsnijend in vreemde kinlijnen den strakken werk-ernst van gezichten, die zweetend glommen onder den doffen hitte־walm, vertrokken in spierverwringen van haast en zenuw-koortsige loering.

Vlak achter hen kroop het valere fabriekslicht tegen de bekalkte, vuil-grijze muren, bezaaid met teekengedrochten van man- en vrouwlijven ; dan stootend tegen lage, uitgeteerde, bruine balken-zoldering, met terugslag van vocht-spiralen langs druipend uitgevreten wanden op den grond. Uit den houten volbeklodderden vloer wasemde rotstank van uitgespogen tabakspruimen, die als stront dreven tusschen papiervuil en speeksel, achter, op elkaar in hoeken geduwde vuilnishoopjes, met paadjes van eierschil, stinkende haringkoppen en vleeschdraden-geklont, in rottende beschimmeling tegen den grond aanbakkend. De lucht verzuurde er in heete stank-borreling, verpestend, scherp-uitrottend als bedorven visch-ingewanden, de kamers doordrenkend.

In melancholische zekerheid had Smidt, een na een, vier tangen van zijn schijf getikt, in routine-zwaai den dop onder z'n arm bekijkend, dan rechts, dan links grijpend.

Ingespannen, met vuurrood gewrongen gezicht, was Hein nog onder den molen gebukt blijven peuteren aan z'n modderbaggers.

— Geef maar cente, baas! — wrokte z'n stem onverstaanbaar half uit de diepte, — als ie dan ope hèt....

— Wat, sta je daar nóg! — krijschte Smidt, — god-zal-joü-verdomme, vervloekte krakoog, uitgeschete vijg, eerst zien of ie ope hèt, en dan terug komme zegge, verstaan ? en dan ....

— Dan loop ik toch tweemaal, — wrokte Hein koppig, den woedenden, met speekseldrift bespatten zin van z'n baas doorhakkend.

— Dondert wat! za-je niét an 't bliandeere komme. Allo, nou lang genog gelabbekakt, mieter óp nou!

Woedend had Smidt een dop uit z'n tang geslagen en in z'n molenla gesmeten. Krijschend hard vertelde ie toen aan 'n paar van z'n knechten, machien-gedreun en schijf-snorrend gepiep overschreeuwend :

— Gisteravend bin ik nog bij de dokter geweest. Ik had jullie toch gezeit, dat ik, toen ik de trap was afgegaan gistert, dat ik me zoo duizelig in me kop heb gevoeld, dat ik dacht, dat 'k zóo de trap afsodemieterde ....

— Jullie begrijpt! — schreeuwde Smidt, machien-dreuning en gezang vlak bij 'm, met zwaarder geluid overkrijschend, dat ik doodsbenauwd was, en toen ik thuis kwam, zee me vrouw, dat ik zoo beschete, zoo wit was as 'n tafelake.

Smidt was hevige asthmalijder. Nooit durfde ie over z'n ware kwaal spreken ; angstbonzen gaf 't 'm als iemand er naar vroeg, uit vrees voor voorspellingen.

— En wat zee de dokter? — schreeuwde 'n knecht terug, goo-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.