Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



IO

blauwig-goüen vlammetjes achter bevend gekleurden ruitenwasem. In koüe vreemdheid stootten de vensters af de al lichter grijzige druiling van winterend ochtendgrauw, omheen de posten zwevend in mistige, trillende schaduwen, in lichtvegen neerhangend op enkele glasplekken.

Hein was nog niet binnengegaan. Nog sidderde geen machine-beweeg door den donkeren fabrieksromp. Hij wachtte z'n baas op, Loerend tusschen groepjes, aldoor grimmiger opgeslokt door den poortmuil, had ie bij het laatste, midden in, zijn baas, Smidt, gezien. Ook die had hèm in de gaten.

— Wat sta je daar godv'rdomme nog te suffe, hè kraakoog.... Bi-je al weer niet uitgemaft! waarom hè je me trommel niet ange-haald, god-za-je verdomme! Allo, na bowe!

Meegesleept werd Hein door Smidt, in z'n kraag, met pretmake-rigen ernst hem den trap opsjokkend, vlak voor zich, telkens 'n vuiststoot onder z'n gat beukend. Drie hoog klom hij zoo, met achter zich 'n stoet die den baas hielpen meepeuten.

— Schei nou uit, ik bin toch nie te laat! hijgde Hein.

— Je moer's kont, allo.... loop óp en hou je smoel!

Met z'n vuist gebald, had Hein zich willen losrukken en omkeeren, en recht tegen dat vloekende wreed-lollige bendetje instormen. Tranen van woede sprongen z'n oogen in; hij had óp ze kunnen springen en spuwen van gift; dat tuig, dat alleen om d'r baas-zijn hem zoo gemeen mishandelde. Toch durfde ie zich niet uiten, en huilerig heesch, van ingehouên woede stikkend, kon ie nog nét zeggen: ״gróóóte jonges!" om boven, met één sprong de werkplaats óp te hollen.

III.

Over de heele kamer gestommel en geschuif van banken. Haastig trokken de slijpers hun jassen uit, ze hangende aan spijkers tegen den bleek-vuilen muur. Zwaar galmend bonsde hun loop op houten vloer door de groote werkplaats. Overal woelig, schuifelend gedruisch, zenuwachtig gehaast en gegrom, elkaar toesnauwend op vloekerigen ruziezoekenden toon, van achter hun molens vuile grappen uitflappend, beantwoord door lachuitbarstingen, fel-klaterend, als stemmen-waterval de holle werkplaats doorklotsendj Peuterend ,en wrijvend aan z'n jeukende, roodbranderig ontstoken oogen, keek Hein rond, nadat ie 't goed en 't horloge van z'n baas aan 't molenkastje had opgehangen. Op hun beenen knikkende rekkers stonden naast hem, met voluitgeslagen armen, op teenverheffing, zware gapen uit te krijschen, aanhalend elkaar en overgapend, in artis-achtig wildedierengehuil. Rondem, heen en weer, liepen in lompen uitgegoorde jongetjes, uit 'n kast doppendoozen aansjouwend, in zwaar trom-gerofFel en lawaailol.

?"Rechts bij de deur 'n vreemd-stille werkgroep, met niets dan haastig tanggeschuif en snelle indraaing van doppen, in doffe

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.