Levensgang, eerste deel

Titel
Levensgang, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1908

Overig
4ed 1908

Pagina's
212



i§

uit Voorburgwal, die achter 'n huizenkronkel dwars óver rumoerde, vóór 't stil groezelige 't leven dichtknijpende slop. Het lag er dwars uit den weg, als pad van melaatschen, kokerend hoog-smal, met groebel gevel-gevlek, in donkere duizelige versmoring van lucht, als vreemde poliep gulzig opzuigend straatvuil en stank, met grauwarm verkolend 't licht en de lucht tot grauw morsig schaduwvuil. De krotten er in kromden somberend bang, nog éven net ademend achter groot magazijnvenster van doorloopende pakhuizen, waartegen de voorste uitgerot-moe aanleunden, als verzakte zieken tegen grooten manrug van portier, die in breede boogdaklijnen en hoogere omranding, z'n armen trotsch tot steunstut gesloten hield onder de borst, stug dragend heel het slopgewemel met z'n krakende licht-looze verdiepingen op z'n eigen hevig geteisterden muur-rug. Het leven kroop daar traag, in sekonden naar minuten, in minuten naar uren, — met overal dwars-sombere brokjes lucht-insnijingen, rommelend, vol diepe geluiden, afgesloten verechoënd in z'n eigen enge verknelde-ruimte, met alom drijvend en plakkend op gotenreepen, vuilnishoopjes, uitrottend, bezaaid met afgeslierte stronken, aardappelschillen, goor-spiralend om stinkende beentjes, tot vuile drab in één geklont, rondom moddergedrijf van verkleurde potstukken en glasscherven, onder donker bloedende bietsop en asch. Als bebloede vleugels van stukgereten vogels tusschen dakenknel-ling van 't steeghol lagen de rooiekoolstronken, in gistend vocht druipend wèg te rotten. Het slop lag er als schimmewijk, waaruit zouden opdoemen in allerlei gestalten, stille doodenmaskers, enkele bleeke kaken met oogenuitpuiling, waarin brandde het vreemde fosfor van ziektekiemen. Het was één groot riool, in plasregen drijvend onder glibbergrond van stinkenden modder. Overal klaagde ellende, doorsieperende rotheid, achter emmers in hoeken, onder planken, tusschen uitgepuisten gevelsteen, op half-vergane treeën, onder slijkklonten ver glijend, waarboven bleek lantaarnschijnsel, zwak vanuit den straathoek, een tragischen levenskuil belichtte, vol gaterige duisternis en schaduwend gesomber. De ochtendschemer groef en druilde er z'n licht in, vol grauwe spraakloos stille kilheid, stugglijend langs de ópkrottende verdiepingen, aandeinend in mistig lichtgeel, tegen donkerder kringen, boven 't bleek lantaarnschijnsel.

Met één hand trok Hein den kraag van z'n nauwen ulster achter z'n ooren op, lekker 't heet kriebelig-wollige tegen z'n nek duwend, z'n andere hand diep-wegfrommelend in rechtopstaande spleet van «borstzak, achter ouwe voeringinscheuringen zoekend naar warmte. Loom nog in z'n beenen, liep hij den Voorburgwal op, die breed dreef in mistige, lood-grijze droefnis voor hem uit. Alles stond kleurloos te druilen in weekige, druipige tonen ; één voor één donkerden de lantaarns uit; winkels en huizen potdicht, met schimmig bleeke gordijnen bijna neer, als half gesloten oogleden voor glazige kijkers. Bleek-groezelig in dampige schaduw, loomde de stad z'n ochtend-slaap, de straat vaal-kleurloos bedroomend, in mat-gegevel uitboch-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.