84
aan alle kanten had willen onderzoeken, die alles wou zien, zelf ondervinden, zelf doorstaan, doordringen.
Een gesluierde smartezuster stond over m'n bed heengebogen en kuste me stil.... de Berusting !
Maar ik weerde 'r met angstgebaar af. Ik kon nog niet ! Ik voelde me te jong om onder te gaan. De overgang van levensgevoel naar doodsbewustzijn was te hevig, te snel.
III.
Toen eindelijk dat verlammings-gezicht niet meer van mij wijken wou, lag ik te snikken als 'n kind, en soms als 'n misdadiger die in berouw verweekt, in z'n wroeging woelt.
O ! Florence, 't zelfverwijt was bloedend, nog scheurender wondend ! Waarom had ik mijn jong leven verteerd, verbrast in die tienjarige hevige nachtstudie, dat geestelijk nachtleven dat mij vervreten kwam van emotie en sensatie.
Ik vervloekte m'n boeken, m'n studie, m'n werk, m'n ver-zieling en vergeestelijking van ieder reeël leefmoment.
Ik smeekte in 't wilde, nu nog gewoon mensch te worden, gewoon me te voelen als 'n boer, breed, schonkig en rustig levend, als 'n koe, log en vadsig, traag en lui genietend van 't dagelijksch gedoe.
Ik vroeg mijn dorpsdokter eerlijk wat hij er van dacht, of ik verlamd zou blijven, en aarzelend schudde hij z'n hoofd.
— Moeten afwachten, je kunt nog beteren, je hebt nu 'n volkomen uitputting ! Ik hoorde machinaal! Ik zag jou Florence me bestaren!____'n Lamme vrijer____wat moois ! 'n gewichtenwerker, 'n worstelaartje, 'n oud gymnast., nou 'n lamme kerel! Ik kreeg 'n wreede, alle berusting en deemoedigheid wegtrappende verbittering in me; een opstandings-gevoel, een dol-dreigend demonisme, nu ik zoo vermorzeld en onmachtig neerlag. Daarna overviel me een stakkerige klamheid en angst.
Ik wilde, wilde, alles-omgrijpend sterk zijn, maar ik kon niet, kón niet.