40
Er kwam natuurlijk een tijd dat ik objektiveerde, maar eerst na alles heelemaal zóó diep, hevig-echt en zuiver te hebben doorleefd, zóó dat ik me zelf buiten het tegenwoordige voelde geheven.
Ik ben honderd innerlijkheden, liefste ! Ik leef 't leven van alle soort menschen dan. Van een dienstmeid en van een gezant; van een droomer en van een werker ; van een lichtekooi en van 'n maagd, van een prinses en van een baggerman, van een reus en van een dwerg, van een held, en van een zondaar.
Liefste, dat is heerlijk en martelend tegelijk !
't Verhoogt de scheppingsvreugd, maar verhonderdvoudigt meestal de individueele smart.
VII.
Zoo gingen de tien jaren van nachtwerk van mij om, vol geluk, mateloos geestesgenot en hoogkoortsig leven.
Alleen de gloeiende lust naar meer, méér maakte mij ongerust.
Ik wilde 't gansche universum met al z'n krachten op me laten inwerken.
Zat ik niet op den dag, maand op maand met Darwin, in een heerlijke geluksspanning te observeeren, analyseeren, bijeengroepeeren, nuchter, scherp, objektief en kristalklaar, en ging ik op den nacht van dienzelfden dag niet heelemaal weg in Dante's pracht en de middeleeuwen ?
Ik kende geen grenzen, alle kunst was mij één.
Ik doorleefde alle literaturen in énkele der grootste kunstscheppingen.
Heele aparte nachten had ik gewijd aan Beethoven en Bach, Wagner. Hun leven, hun partituren, frase voor frase, klankgang voor klankgang, trok ik in me na 't geheele accoordenwonder gehoord te hebben. O ! hoe heb ik met alles innerlijk verteerende liefde hun werken ingeademd.
Moest ik niet afzien van mijn viool, dat menschenzielber-gende wezen, dat nü na m'n ziekte, daar stom ligt en klank-schuw, wijl mijn handen de kracht missen om haar teeder