35
een immense cirkelrij van lichten en flambouwen, zoodat de wereld in een vuurkring rooden tooverglans naar den nachthemel opkaatste. — 'n Wereldbrand, en om mij zag ik in den gloed van het fakkelvuur opdoemen schreiende menschen van angst, en weenende menschen van dapperheid.
Met de dapperen verzoende ik mij, en leed jaren met hen een wreed, fel spottend, godloochenend leven ; een Verbeeldingsleven wel, maar reëeler dan het met zinnen betaste bestaan. Tot ik weer naar Spinoza in rust en ootmoed terugkeerde, wel wetend vooruit, dat ik nog wel honderd en duizendmaal hem zou ontvlieden, om te voldoen aan een allerhoogst passieleven, een geestelijke zwerversnatuur ingeboren, hèm gansch onbekend.
Wat heeft mij Quack niet voor liellesmart en paradijszaligheid gegeven, om beurten. Florence, lees Quack's Socialisten met je ziel en je verbeelding en je bereidt je een goddelijk feest.
Lang niet allereerst om de zinnen, 't woord, 't proza, maar om de groepeering van gebeurtenissen die van-zelf voor je opdoemen. —■ Ga tot de werkelijke bronnen, de zielen door hem opgeroepen ! Telkens 'n brok, dan sluit je die boeken en laat je je eigen geest werken.
Zoo doorleef je b.v. het revolutie-tijdperk weer heel heel anders dan b.v. bij Carlyle. Liefste, heb jij de groote Revolutie, met haar heroïsme en opstandsmacht, diep, zoo diep doorleefd, dat alles van je dagleven er om stil stond ?
Ik heb haar doorleefd met hersenverstijvende ontroering en heroïsch gejuich, in dezelfde mate, maar nu in gehéel tegengestelde levensrichting, als ik den artistieken toover van het fransche hofleven ondergaan heb. — Even hevig.
O, hoe haatte ik ridders, jonkvrouwen, baronessen; hoe slim, sluw, listig, liederlijk en kanaljeus, zinnedronken en beestachtig vond ik hen, toen ze niet begrepen het groote volkerenverzet, den massaopstand van slaven. Hoe spuwde