15
Toch wilde ik liever vooreerst op 't land, omdat ik daar nog meer van hield en daar ook in de woonhuisjes studie- en werkstilte kreeg, die ik in de woelige stad, tusschen morsig gebuur op goedkoope vertrekjes, me nooit kon verzekeren.
Drie jaar heb ik toen bij mijn broer inwonende, 't landleven meegeleefd in verrukking en in smart de dagen vol, dat ik snakte naar uitbeelding en koortsigen werkdrang om te scheppen, 't leven te herscheppen in kunst.
Maar de avonden en halve nachten gaf ik aan studie, dikwijls abstrakte, zware studie van en over alles. Drie jaar hier en zeven jaar in de stad, heb ik dat volgehouden. Ik voelde, dat ik scheppen moest, maar dat ik tegelijkertijd alles in me op kon nemen van de groote dingen in kunst, wetenschap en wijsbegeerte om-mij-heen.
Mijn socialistische, mijn kunst- en schoonheidsidealen, mijn denkingen en levensvoeling, wilde ik op gelijk plan met mijn scheppenden arbeid houden.
Je hadt me wel verschillende keeren verboden zoo hard te werken, maar ik wist dat jij t zelf ook deedt, en bovendien was mijn weet- en leeshonger grènzeloos !
liet heele leven doorgloeide me. Ik wou alles, alles aan. Geen gedachte, geen letterkunst, geen wijsbegeerte, geen groote uiting van plastiek mocht me voorbijgaan, zonder gezien, gekend, doorleefd te zijn.
En schoon ik studie als vak haatte, ontleedde ik de dorste produkten, bestudeerde vezel voor vezel scholen van wijsbegeerte en kunst, doorwerkte ik bergen litteratuur.
Niet Balzac, niet Zola, want dien ken ik nog voor de helft, en Balzac voor 'n kwartgedeelte niet, maar 't meest groef ik door tot den wortel van de groote levensvraagstukken. Ik bestudeerde, neen doorademde mystiek, magie, wijsbegeerte, metafyziek.
Ik nam 'n paar reuzen tot me, enkele brokken maar, Shakes-paere, Goethe, Shelley, Phidias en Michelangelo ; en dan de middeleeuwen, die wondre, ontzettende middeleeuwen, met haar gruwel en heiligheid, haar kristelijke kunst, haar devotie en bloedschande.