96
Ik zie jou, ik heb jou....
Kom, Florence, kom naast me, heel dicht naast me......
Leg je donzige wangetjes op mijn bebaard gezicht, temper daar 't gloeien. Leg je arm om m'n lendenen, en je hand op m'n hart, en laat ik zacht en zalig-stil je heele sidderend lichaam tegen me aanvoelen.
Het minnen is heilig.... 't Is 't zilveren altaar waarom
't geluk heen zweeft____!
Zie 't zachte glanskringen trekken om onze saamgebogen hoofden____
Kom lieve, kind van mijn droef hart,____laat ik je tegen
mij aanvoelen.... Laat ik de zachte golving van je meisjesheupen zien, de slanke pracht van je taille tasten, de warmte en zachten brand van je boezem tegen mij voelen aanademen.
Laat ik je adem inzwelgen, je adem drinken, den geur van je mond, den geur van je wangen, den ontróerenden geur van je haar.
O ! daar onder dien bedoezelden hals is 't alles van 'n blanke fijne smijïgheid en warm-zijden innigheid ; daar is 't wit fluweel.
De zuchten amper, uit je levenswarme kloppende borst vang ik op, een voor één. — Ik voel er de trilling van je zalig be-geeren in. Je lippen zoek ik, brandend, elk hoekje, elk lijntje, elk kreukje. Er weekt en vleit 'n trek om je mondje die is van 'n glimlachende, zacht-verdoovende zaligheid, goddelijk en toch menschelijk van genotsverlangen.
't Lijnt heel fijn den krul van je lippen om, springt hier, dan daar. — 't Trekt door je heele gezichtje als 'n wonder van fijne innigheid en argeloos meisjesmooi.
O! 'n kus van jou ! 'n kus ! iri die zalige overgave ! 't Is 'n zwijmel en 'n bewustwording tegelijk, 't is rein en hartstochtelijk, goddelijk en menschelijk, zoo wonder van verrukking als 't mysterie van 't eeuwig-vrouwelijke zelf.
'n Kus van jou mond is bedwelmend als 't openen van 'n
roos, is wondermooi als 't zingen van Madonna zelve......
En toch zoo menschelijk, zoo menschelijk in verlangen.... 'n Kus is 't zegel van een groot liefdesgeheim, voor ieder