94
innig en zoo teer langs de gloei-kloppende zweetklamme slapen, dat ik even opluchting voelde. Heel zacht bleef haar hand doorstreden, en kalmte suggereeren, maar toch, dwars door de benauwing zag ik jou, jou oogen, jou gezicht !
O ! dan was 't verlangen eindeloos, eindeloos, smartelijker dan alles wat ik ooit gevoeld heb aan pijn. Dan bloedde berouw in me als 'n wond, dat ik je niet had laten roepen. Dan zag ik, in een band van vuur voor m'n oogen gespannen, je schrikmond, je staar-ontstelde oogen, naar mij, naar mij gekeerd. Ik zag je bevende handen naar mij wijzen ; ik zag je bovenlijf gebogen in 'n stand om me te omhelzen, maar je kwam niet nader, je verroerde je niet.
Ik voelde dat ik hallucineerde, ik begreep dat je 'r niet was, dat mijn doodsbewustzijn je opriep en je beduisterde in den valen schijn van m'n wanhoop.
Ik wist dat 't 'n angstfantoom was, ik wist 't en toch leed ik hevig, smartelijk hevig onder 't zien van dat schrikgezicht, je aarzelende ontzetting, je heele figuur daar, vaal in dien vurigen band geschroeid, al breeder voor m'n oogen gespannen.
Maar laat ik nu ophouden allerliefste, zalig kind van mijn angstig hart. Ik doorleef weer alles zoo machtig dat ik voor bange, van angstvisioenen doorstormde nachten, vrees.
O ! dat droombestaan is een tweede verborgen lijdensleven dat niemand die er buiten staat begrijpt, begrijpt in zijn verschrikkingen en z'n pracht.
Laat ik nu afbreken en later verder gaan....
VIII.
Mijn begeerte naar jou is zoo groot, en mijn droefenis zoo overstelpend, dat ik de krachten om hier te blijven alleen aan de ruischzee, de bloeiende zomerduinen, alleen tot 't najaar, weer in me voel slinken....
Florence ! Florence !
Kom hier, heel dicht, heel dicht naast me____